De Staffordshire Bull Terrier

Toch was er steeds voldoende kwaliteit om verder te kunnen. De doorbraak kwam in twee etappes. Eerst een nest van Melmar’s Admiral Avalanche (wiens bloedvoering voor een goed deel bepaald wordt door Ch. Linksbury Augustus) en Nineacre Black Magic (voornamelijk Game Flash afstamming)> Dit gaf een goed, typisch en uniform nest en ’s Admiral Avalanche (wiens bloedvoering voor een goed deel bepaald wordt door Ch. Linksbury Augustus) en Nineacre Black Magic (voornamelijk Game Flash afstamming). Dit gaf een goed, typisch en uniform nest en een van de pups hieruit, Melmar’s Dutch Genius werd gepaard aan Warmaid of Weneva (Christopher of Geneva x Mizzanda Apace Rose – de teef was inbred Game Flash -).

 

De bloedvoering van deze honden werd in z’n totaliteit voornamelijk bepaald door drie reuen t.w: Game Flash – welke ruimt 16 jaar werd-; Ch. Linksbury Augustus – hij werd 15 – en Ch. Christopher of Geneva – hij werd 16,5 jaar – (een van de redenen dat ik voor de afstamming gekozen had was, dat deze reuen allen hun fokwaarde, fitheid en karaktervererving hadden bewezen, en ik wenste uit te gaan van dieren met een behoorlijke levensverwachting, vooral Linksbury Austustus en Game Flash waren toen reeds op hoge leeftijd.

 

Qua vererving waren Game Flash afstammelingen het meest stabiel, echter niet zonder een aantal nadelige punten zoals een minder mooie bespiering en een wat lange zachte vacht. De teven van de Christopher afstamming vererfden (evenals Chris zelf trouwens) weinig stabiel. Toch kwam vooral van deze reu het mooie droogbespierde type. Christopher en Game Flash waren karakterverervers bij uitstek.

Terug naar het nest Melmar’s Dutch Genius x Warmain of Weneva. Dit nest betekende een ware doorbrak. Het bestond uit twee reuen en vier teven. De teven waren zeer uniform in type en maat, de twee reuen, hoewel vergelijkbaar in type, verschilden nogal in grootte.

Twee honden uit dit nest zijn de bij de fokkerij een bepalende rol gaan spelen te weten: Melmar’s The Cocker en Melmar’s Courageous Idol. Hieronder een lijstje van enkele het meest in het oog lopende afstammelingen.

 

 

Melmar's The Cocker (reu)

uit Brindle Bett of Melmar's:

Melmar's Easy Lad o.a Winnaar Clubmatch '80

Melmar's Easy Louise

Melmar's Explosive Kate

Melmar's Empress Kate Jw'79 beste teef Clubm.'84

uit Feiwmid Gipsy:

Kamp. Cracking White Charm o.s beste teef Clubm. '80

Cracking Rose o.a. res teef Clubmatch '84

Cracking Cockerson

uit Nineacre Black Magic:

Melmar's Cocker junior

Melmar's Courageous Idol (teef)

x Black Abbot of Gamestock:

Kamp. Tu Staff Try Me, beste teef Clubm. '81, BOB Clubm. '82

x Ceasar Secundas:

Tu Staff Black Belt, BOB clubdag '82, beste reu clubdag '83

Tu Staff Hammer Head, beste clubmatch '81

x Melmar's Read Ceasar:

Kamp. Melmar's General (Rommel)

x Melmar's Dutch Genius

Melmar's Caesar, BOB Clubm. '84

(BOB= beste van het ras)

 

 

In een later stadium is ook de andere reu uit de combinatie voor de fok gebruikt (Melmar’s Cambrian Imperator) en bleek qua vererving goed aan te sluiten bij afstammelingen van zijn broer en zuster. Momenteel lopen er erg veel Staffords rond welke meerdere malen terug gaan op deze honden. Zelf bezit ik een in België gefokt teefje wiens stamboom 4x Melmar’s the Cocker vermeldt en 1 x Melmar’s Courageous Idol. Het is een zeer fit type stafford, goed gebouwd, veel temperament.

Het spreekt vanzelf dat, om tot een dergelijk programma te komen alles wat dubieuze eigenschappen vererft, voor de fok moet worden uitgesloten. Zonder inteelt is het absoluut onmogelijk tot konstante kwaliteit te komen. Inteelt vraagt echter ook een grote voorouderkennis, een vermogen om een konsekwente selectie toe te passen en een uiterst kritische blik tegen de trend van inteelt-om-de-inteelt moet men zich beslist wapenen. Onthud goed, dat je de slechte eigenschappen op precies dezelfde manier muurvast in kunt fokken als de goed. Ga nooit af op uitsluitend papieren gegevens, daar deze vaak een zeer bedrieglijk beeld geven. Sommige zéér goed verervende honden deden dat alleen maar, doordat werd zorggedragen dat de kwalijke kanten uit hun afstamming elkaar niet tegen kwamen.  Intelen kun je als ‘amateur” d.w.z. gelegenheidsfokker alleen maar doen na deskundig advies. Lat het anders. Veel mensen hebben de neiging zich te fixeren op het “goede” in een stamboom, dat is misschien wel optimistisch, maar de resultaten zullen zéér teleursteelnd zijn.

Met intelen krijg je pas enig vat op de zaak, als je minstens zo’n 6 generaties van de honden waarmee je bezig bent, zelf kent, ermee gefokt hebt, generatie na generatie.

Dan pas ben je in staat alle goede en kwalijke zaken te herleiden, dan pas kun je er echt mee gaan werken.

In ieder geval zijn we met de fokkerij in een stadium gekomen dat de resultaten zichtbaar beginnen te worden. Het eindpunt echter is nog lang niet in zicht, maar wel lopen er op dit moment een aantal Staffords rond, welke in kwaliteit kunnen wedijveren met de beste eksemplaren uit de 30-er en 40-er jaren. Binnen de begrenzingen welke de (in 48’herziene) standaard ons stelt.

Op de Staffordshire Bull Terrier Club Nederland

4 mei 1975 werd de S.B.T.C.N. opgericht, toen met meer leden (53) dan honden, nu zo’n 250 leden en een veelvoud van dat getal bij de Raad van Beheer ingeschreven Staffords.

Op clubdagen, zoals onze jaarlijke open-clubdag te Apeldoorn kijken we er niet raar meer van op, wanneer er zo’n dag soms wel een honderdtal Staffs aanwezig zijn en op de laatste clubmatch waren er onder mevr. Bons 64 inschrijvingen.

Het bestuur van de Staffordshire Bull Terrier Club Nederland vormt al jaren een enthousiast en goed team, de kinderziekten in de organisatie en financiën zijn (voor een groot deel dankzij de inspanningen van ex-penningmeester – thans voorzitter – alsook Staffordspeciaalkeurmeester – Henk Burgwal) overwonnen. Er wordt een keurig verzorgd kwartaalnummer uitgegeven, kortom de S.B.T.C.N. leidt een bloeiend bestaan.

 

Staffords op tentoonstellingen

Door de vaak zéér grote verschillen in de beoordeling is de animo voor andere evenementen dan die van de eigen club klein, hoewel een uitzondering hierop doorgaans, wordt gemaakt door de “Winner” en de “Terriershow”. Jammer maar ook tamelijk verklaarbaar. Als je bijvoorbeeld binnen een periode van 6 weken een hond de clubmatch ziet winnen om vervolgens op de “Winner” een “G” te krijgen, dan is het begrijpelijk, dal veel exposanten alleen maar komen voor de gezelligheid (welke op een doorsnee tentoonstelling duur betaald wordt).

Hoewel mijn mening in deze niet gevraagd is: voor mij had het beiden malen wellicht ZG geweest, strikt naar de standaard geoordeeld, de hoogte/gewicht clausule hanterend, was de kwalificatie Uitmuntend onterecht. Dit brengt me automatisch op het volgende punt:

De Staffordshire Bull Terrier Club heeft tot doel de fokkerij van de Stafford in kwalitatieve zin te bevorderen.

Dit houdt dus in dat de politiek van de vereniging er geheel op is gericht er naar te streven onze Staffords zo letterlijk mogelijk aan de raspunten te laten voldoen en haar leden te stimuleren hun Staffords zoveel mogelijk naar dit rasbeeld te exposeren.

Als gevolg hiervan nemen een aantal de moeite om hun Stafford dusdanig te trainen en in konditie te brengen, dat deze ook op de tentoonstelling verschijnt in de juist konditie en het juiste gewicht.

Zij komen dus met een Stafford die hard en fit is, gespierd en beweeglijk en waar blijf je dan met al je verhalen als club en goede bedoelingen als exposant indien de raspunten in dat opzicht volledig genegeerd worden, dat een exemplaar met een gewichtsoverschrijding van vaak zo’n 25 tot 40% of meer kan winnen. Doorgaans zal zo’n zware Stafford opgesierd zijn met een abnormaal groot (= prachtig?) hoofd, slechte rug en slechte gangen.

Zo’n keurmeester zou de rode kaart moeten krijgen! Als de raspunten in de kynologie, (en zeker die welke uiterst konkreet zijn) niet meer dienen als toets tijdens de keuring, wat in hemelsnaam dan wel?

Een scheidsrechter is niet gemachtigd op eigen houtje de spelregels te veranderen, een rechter houdt zich zo letterlijk mogelijk aan de wet en een keurmeester beoordeelt de hond in zijn relatie tot de raspunten. Als een keurmeester de raspunten niet als zodanig wenst te erkennen, dan is hij een ondermijnend element in de hondensport.

Natuurlijk heeft iedere fokker, keurmeester, exposant of wie dan ook het recht, het niet eens te zijn met bepaalde zaken. Dat blijkt o.a. al uit het feit dat rasstandaards soms veranderd kunnen worden. Zo werd in 1948 de hoogte van de Stafford met 2 inch verlaagd zonder het gewicht erbij aan te passen – hierdoor werd de Stafford dus naar verhouding zwaarder gebouwd. Mijns inziens was dit geen positieve stap, maar deze beslissing is genomen, terugschroeven lijkt absoluut geen haalbaar doel en iedereen, ook zij die het er niet mee eens waren hebben zich thans aan deze regel te houden.

Een ander probleem waar we regelmatig mee gekonfronteerd worden is de beoordeling van het front. Met name de schouderligging, stand van de elleboog, pols en voet alsook het gangwerk.

Dit is een veel minder eenvoudige materie als de hoogte/gewicht clausule. De raspunten zijn in deze feitelijk alleen maar te lezen in samenhang met een behoorlijke kennis van die honden welke model stonden voor dit dokument. In dit opzicht zou het ras erg gebaat zijn met een herdruk van Beilby’s boekje uit 1943, maar men kan zich behelpen met het grondig doorlezen van de recente publikaties (zie boekenlijst).

In ieder geval dient men zich bij de beoordeling van het front een aantal zaken te realiseren:

a)       De Stafford behoort licht uitgedraaide voeten te hebben

b)       De voorbenen staan, van boven af bezien, duidelijk naast het lichaam

c)       Het schouderblad dient voldoende hoeking te hebben.

Deze drie factoren hebben een duidelijke invloed op het gangwerk. Een goed bewegende Stafford zal (net als elk ander ras) zijn voeten tijdens het gaan onder het zwaartepunt plaatsen. Zou een Stafford tijdens het gaan op dezelfde wijze houden als in stand, dan ontstaat er een raar, waggelend gangwerk.

De licht naar buiten gedraaide voet wordt tijdens deze beweging naar voren gebracht in rechte (voorwaarts gerichte) stand. Deze beweging van been en voet maakt dat de elleboog tijdens het gaan goed zichtbaar zal zijn. Bij een goed gehoekte Stafford vaak meer dan bij een exemplaar met een “steil” front.

Dit mag niet verward worden met een “losse” of slecht aanliggende schouder. De positie van de schouder is in feite alleen in “stand’ te goed te beoordelen. Deze materie blijkt voor veel keurmeesters een struikelbolk, en ik heb vaak opgemerkt, dat een in het juiste gewicht voorgebrachte, goed gebouwde Stafford op het front veroordeeld werd ten gunste van een te dik exemplaar, bij welke het vet een en ander verhulde. Graag op dit punt uw welwillende aandacht.

Hieronder wellicht ten overvloede de raspunten, gevolgd door een literatuurlijstje waarin uitsluitend titels vermeld zijn welke rechtstreeks op de Staffordshire Bull Terrier en z;’n geschiedenis betrekking hebben.

De Raspunten  (Let op: dit is dus een verouderde rasstandaard)

Kenmerken

Het onbedwingbaar moedige karakter, de grote mate van intelligentie en vasthoudendheid van de Staffordshire Bull Terrier stammen uit zijn verre verleden. Deze, verenigd met zijn aanhankelijkheid voor zijn vrienden, zijn kalmte, wanneer hij niet behoeft te werken en betrouwbare standvastigheid stempelen hem tot een voor velen bijzonder geschikte hond.

 

Algemene verschijning

De Staffordshire Bull Terrier is een gladharige hond. Voor zijn grootte moet hij veel kracht bezitten en, hoewel zwaar gespierd, moet hij levendig en behendig zijn.

 

Hoofd en schedel

Kort en overal diep, brede schedel, zwaar ontwikkelde kauwspieren, duidelijke stop, korte snuit, zwarte neus.

 

Ogen

Donkere ogen genieten de voorkeur, maar de kleur maar enigszins in verhouding tot de kleur van de vacht zijn.

Rond, middelmatig groot en zo geplaatst, dat de hond recht naar voren kijkt.

 

Oren

Roze-oor of halfstaand oor, dat niet groot mag zijn. Een geheel hangend of staand oor is verwerpelijk.

 

Mond

Scharend gebit, dat wil zeggen de snijtand van de onderkaak moeten de binnenzijde van de snijtanden van de bovenkaak raken en de lippen moeten stevig en sterk zijn. De lelijke onder- of bovenvoorbeet moet zwaar gestraft worden.

 

Hals

Gespierd, tamelijk kort, strak belijnd en geleidelijk verbredend naar de schouders.

 

Voorbenen

Benen recht, met flinke botten, tamelijk ver uiteen geplaatst, maar de schouders moeten stevig aanliggen, de polsen mogen geen zwakte vertonen, de voeten staan iets naar buiten gedraaid.

 

Lichaam

Het lichaam moet kort in de lendenen zijn, met een rechte ruglijn, wijd front, diepe voorborst, goed gewelfde ribben en tamelijk licht in de lendenen.

 

Achterbenen

De achterbenen moeten goed gespierd zijn, sprongen laag geplaatst en de knieën goed gebogen. Van achteren gezien staan de benen evenwijdig.

Voeten

De voeten moeten goede eeltkussens hebben, sterk en middelmatig groot zijn.

 

Staart

De staart dient matig lang te zijn, laag aangezet, versmallend naar de punt en vrij laag te worden gedragen. Hij mag niet sterk krullen en moet op een ouderwetse pompslinger lijken.

 

Vacht

Glad, kort en dicht op de huid liggend. 

 Kleur

Rood, rossig, wit, zwart of blauw, of een van deze kleuren met wit. Iedere schakering van gestroomd of gestroomd met wit. Zwart met bruin (black and tan) of leverkleur zijn minder gewenst.

 

Gewicht en maat

Reuen van 28 – 38 Engelse ponden (12,7 – 17 kg);

Teven van 24 – 34 Engelse ponden (10.8 – 15,4 kg).

Schofthoogte 14 – 16 inches (35,5 – 40,6 cm). Deze hoogten in verhouding tot de gewichten.

 

Fouten

Afhankelijk van de zwaarte van de fouten dienen gestraft te worden: lichte ogen of rose oogleden, staart te lang of lelijk gekruld, geen overeenstemming tussen hoogte en gewicht. Geheel hangende of staande oren. Onder- of bovenvoorbijten. De volgende fouten beletten de hond het verkrijgen van enige prijs: rose of gevlekte neus, lelijke onder- of bovenvoorbijten. De onderkaak schuft zo ver naar voren, dat de snijtanden van de bovenkaak die van de onderkaak niet raken.

 

Geraadpleegde literatuur:

Aremitage, G: “Thirthy Years with Fighting Dogs”, Washington 1935.

Beilby, H.N: “The Staffordshire Bull Terrier”, Birmingham 1945

Brown, W.D: “History of the Pit Bull Terrier”, Dallas 1979

Colby, J.L.: “The American Pit Bull Terrier”, Sacramento 1936

Drabble,P: “Of Pedigree Unknown” London 1964

Dunn,J: “The Staffordshire Bull Terrier”, Cradley Heath 1947

Fitz- Barnard, L: “Fighting Sport”, London 1920

Fox, R.K.: “The Dog Pit”, New Yor 1888

Glas, E: “The Sporting Bull Terrier”, Battle Creek 1910

Gordon, J.F: “The Staffordshire Bull Terrier Handbook”, London 1950: “Staffordshire Bull Terrier”, London 1964: “Staffordshire Bull Terrier Owner’s Encyclopaedia”, London 1967; “All about the Staffordshire Bull Terrier”, London 1984.

Hanna, L.B: “Memoriesof a Pit Bull Terrier and his Master”, (Bladensburd 1955, Reprint Sparks)

Hollender, Count, V.C: “The Staffordshire Bull Terrier”, London 1952.

Meeks,J: “Memoirs of the Pit”, (datum onbekend, Reprint Sparks)